De Sirene van Phorcys zingt het lied bij het vallen van de avond. En dat geldt niet alleen voor deze avond.
Beste lezer, het is pas nadat we de ware gedaante van de zanger zien, dat we ons realiseren wat we hadden, en hadden moeten koesteren.
En zo staan we hier, om vijf voor twaalf, ieder van ons op ons eigen uitgeputte eiland, de laatste boom vermaald, de laatste put opgedroogd, en zien we ons omgeven door talloze kubieke meters aan zinloze en overdadige materie. En ik zie u en u ziet mij, zo dichtbij, maar een niet te overbruggen kloof is de oorzaak van ons beider eenzaamheid. De kloof, de materie, ze zijn als de symbolen van onze existentiële angst en onze respectievelijk vruchteloze oplossing hiervoor.
Eens leefden we samen op een boosaardige planeet, die er alles aan deed om ons van haar bodem te doen verdwijnen. We hebben gestreden, we hebben overwonnen, en nu blijkt de overwinning aan u en ik, maar nog niet aan ons. Het is aan ons samen of deze overwinning het begin is van een Aards paradijs, of dat deze moet worden afgestaan aan Pyrrus, om zo alsnog één voor één, (ik, dan u, of in dat geval dus liever omgekeerd) ten onder te gaan.
De goede keuze is aan ons, aan alle beschaafde mensen in dit land. Maar net als alle andere beschaafde mensen van andere landen worden we blind en doof gehouden door mensen die ons zouden moeten leiden naar een wereld van emotionele en spirituele overvloed en groei. We worden aangevoerd door de onbeschaafde angstigen, die onze wereld liever ten onder zien gaan, dan dat zij de buikriem aanhalen. We worden aangevoerd door de onderontwikkelde hebzuchtigen, die onze gaven ontvangen al was het een recht om zichzelf vruchteloos te beschermen, in plaats van het te beschouwen als een tegemoetkoming aan de plicht om namens ons, deze nu onderworpen én wraakzuchtige planeet om te bouwen tot een ware hemel.
We worden bovenal aangevoerd door veel van onze narcistische politici. Een verloren en machtige groep verdwaalden, die dronken van aandacht de bewierroking van hun eigen ego hebben verkozen boven het door ons zo gewenste verlichte leven. Het zijn kinderen die nog nooit de ogen werkelijk op een ander hebben gericht, en geen idee hebben wat op de lange termijn de belangrijke issues zijn. Zij beheersen of hunkeren naar de macht in ons land en visualiseren, in een merkwaardige mengeling van onkunde en verbijsterend en haast onbegrijpelijk eigenbelang, keer op keer de desastreuze doolhoven die ons doen verwijderen van het juiste: de doorontwikkeling van ons hogere en betere zijn.
Neem Baudet. Als architect van een Boreaanse natie schildert hij een wereld waarin hogere welvaart, hogere pensioenen, en hogere muren zowel ons beruchte verleden als onze diepduistere toekomst dienen te zijn, en waar we enkel nog door de toekomstige leugens van staatsradio en TV worden geïndoctrineerd met een ons voorgehouden, maar niet gevoeld gelijk. Met het verketteren van universiteiten en de vrije pers worden potentiële deuren naar een nieuwe, groene en lichte wereld dichtgeslagen, dichtgemetseld, in een poging ons ons paradijs te doen laten vergeten. Alle ruimte voor pulsvissers en industrieboeren, om zee, land, en het leven zelf leeg te grazen.
Het is een morbide poging tot xenofobe zelfvernietiging, de dystopie van George Orwell als het hoogst haalbare, aangedreven door de afgoderij van Het Beest dat zich zin- en zielloos en voorbij de laatste broeksknoop vol blijft proppen, totdat het explodeert en ons meezuigt in een Pythoniaanse scene waarin er niets meer te redden valt en enkel nog Soylent Green koeken als voedsel overblijft.
Inderdaad. Zuivere zucht naar méér wegens een totaal gebrek aan ervaring van dat wat ons boven de gordel is gegeven, is de enige weg die deze necromanceriaanse tovenarij kan nastreven. Ze staan pal voor het leegpompen van de gasvelden uit Groningen, een provincie die blijkbaar nu al geen onderdeel meer hoeft te vormen van dat heilige en vermoedelijk steeds smaller te herdefiniëren Renaissanceland. Het is zelfhaat, oikofobie, zonder zelfinzicht! De verdorven Oidipus, die ergens wel weet dat ‘ie zijn eigen moeder kapot neukt, maar niet wil weten wie hij is.
Wanneer het schilderij van Baudet wordt onderzocht, bevindt er zich achter de grijze, grauwe en lege penseelstreken die een bruine en ideale wereld moet voorstellen, de hel van Jheronimus Bosch zelve, en worden we getrakteerd op een voorstelling van een volstrekt van God losgezongen brandend fort vol grijze ratten die elkaar naar het leven staan, opgejut door krijsende internettrollen en één grijnzende poppenspeler. Baudet is, in de spirituele, emotionele en geestelijke armoede die ons al decennia lang wordt toebedeeld, het nieuwste kind van het humane vacuüm, en wordt als vanouds verafgood als de zoveelste incarnatie van het volgevroten én ledige zelf. Ons zelfbewustzijn, ons zijn, teruggebracht tot een egocentrisch en duister ideaal. Die denkbeelden, mits afgeschud als een niet meer ter zake doende vergane huid, zullen onze geliefden, én eigen ziel in de totale ondergang storten.
U en ik. We zijn het product van driehonderdduizend jaar
evolutie. En in die tijd hebben we elke verdwaalde en van zelfinzicht
ontspeende megalomaan overleefd. U en ik zijn de erfgenamen van de wereld. We
hebben een unieke kracht, een zuiver licht, dat nooit kan worden afgepakt. Een
licht dat zich niet laat kleineren of inkapselen door de verafgoding van een
feestdag, een reeds lang overleden zeeheld, een van, op of over het paard
getilde Sinterklaas, of ons eigen spiegelbeeld.
Op de puinhopen van onze dwaze kindertijd is nu de tijd gekomen om een wereld
te creëren, die vol is van leven, rust, nieuwsgierigheid, passie. Een wereld
waar we allen onze grond hebben, genieten van de vruchten van onze samenwerking,
waarin we leven op basis van geborgenheid én vrijheid! Waarin authenticiteit,
empathie en eerlijkheid dé grondslagen vormen voor een samenleving die zich
heeft ontworsteld aan een achterlijk ‘ik eerst’-denken en zich voor het eerst
in de geschiedenis van de mensheid kan bewegen in een cognitief, emotioneel en
spiritueel speelveld dat voorbij gaat aan oeroude angsten en vijandelijkheden. Kortom:
het is tijd om volwassen te worden.
De uil van Minerva vliegt inderdaad uit. Dat doet ‘ie overigens al tijden. Maar zonder deze volwassenheid zal het ons alleen maar telkens weer opnieuw onder schijten en wegvliegen, en pas nestelen als het iets van zijn eigen wijsheid in ons handelen en ons voorkomen herkent. En om dat te realiseren, moeten ook wij verworden tot een vogel, een Feniks, ons oude leven achter ons laten, ons ego laten sterven, als volwassenen herboren worden, en zo, in een wérkelijke Renaissance, onze planeet én wereld omvormen tot de schitterende diamant, vol met licht en leven, die zij in wezen kan zijn.
Dit mooi geschreven pakkende artikel liet me zomaar denken aan de film Salò o le 120 giornate di Sodoma uit 1975 van Paolo Pasolini. Wanneer het artikel over de slechte kanten van onze maatschappij gaat, voel ik dezelfde ongemakkelijkheid als die ik toen ervaren heb met de film van Pasolini. Ik betwijfelde of het wel of niet juist was van Pasolini om de gruwelijkheden van het fascisme te laten zien. Het kon een aanklacht tegen het kwaad zijn maar ook onbedoelde steun aan de laagheden van de lelijke gevoelens van de mensheid.
Ik ben toen halverwege de film de zaal uitgelopen met het gevoel dat Pasolini te veel aandacht had voor het slijk van het verleden en het zelfs promootte, wat volgens mij verkeerde ideeën kon opwekken bij zieke geesten.
Bijna aan het einde gekomen van het artikel “Orde van de Feniks” van Madebymensch was ik ook aan het twijfelen: moest ik stoppen met lezen of doorgaan? Deed de auteur er goed of juist niet goed aan om de slechte kanten van onze maatschappij te ontleden en te laten zien (ik noem hierbij Baudet niet: dat zou te veel reclame voor zijn visie maken, quand bien même un “baudet” en français ne désigne qu’un “âne reproducteur”).
En toen kwamen de twee laatste paragrafen … een schilderachtig landschap van de toekomst, een oase van rust. Een magnifieke ontknoping … juist wat ik gemist had bij Pasolini … merci Bas!