Eigenlijk heb ik geen centje pijn gehad op school. Ja, lange dagen. Fietsen door weer en wind. Geen ouder die je bracht of op kwam halen. Dat niet. Maar verder… .
In de jaren tachtig was de duivel alles wat school was. Het gebouw, als een tragische versie van Zweinstein. De leraren, allemaal hun eigen versie van Sneep: vermoeid, of vermoeiend. De lesroosters als symbool voor waar je moest wezen, en niet wilde zijn. De lesinhoud die je vertelde wat je moest weten, en niet wilde weten. De vijand was aanwijsbaar. Zichtbaar. Er was op te anticiperen: achter in de klas gaan zitten, dagdromen, minimaliseren.
In die zes jaar tijd veranderde ik van een schaap die tienen nastreefde in een geslepen valse wolf die zes minnetjes als doel had gesteld. School bleek, uiteindelijk, een eitje. En als ik terug kijk, een uitstekende voorbereiding op de wereld: alles wat moet, moet immers geminimaliseerd.
En nu?
Kijkt u eens goed naar de hedendaagse schoolgebouwen: veel glas, ruimte, grasvelden, kunst, felle kleurtjes op de muren. Alles vrolijk, alles blij. Spreekt u de leraren aan, dan volgt enthousiasme, constructivisme, gedrevenheid. Veel extra activiteiten, als gezonde tegenhangers op Frans, wiskunde en biologie. Zo veel beter dan vroeger. Beëlzebub is vertrokken.
En pas met het zien van de Mulock Houwer lezing van Bert Wienen deze week heb ik begrepen waar hij heen is verhuisd. Vanuit de gebouwen, leraren, lessen en lokalen heeft het zijn intrek genomen in het brein van onze kinderen zelf. De hel is voor hen veranderd van iets tussen half 9 en 16 naar 24/7. En ik, die hun hele jeugd heeft geroeptoeterd dat ‘ze het zelf mogen weten’, heb daar impliciet aan meegeholpen.
‘Haal het maximale uit jezelf.’ ‘Wees je beste zelf.’ ‘Leer voor je leven.’
Waar vroeger de wereld tussen twaalf en achttien je toefluisterde (“Bas, lieverd, tienen halen.”) of genadeloos afstrafte (“Kruip, een één. Ga maar weer zitten.”) om maar te presteren, doen onze kinderen dat nu zelf:
- “Ik moet het maximale uit mezelf halen” (dus een 10 kan een 11 worden. Als je maar écht wilt);
- “Ik moet mijn beste zelf zijn” (dus op de bank hangen, chips eten en bingewatchen is verworden tot een oplopende interne schaamte-rekening);
- “Ik moet leren voor mijn leven” (wat zich werkelijk té makkelijk vertaald in “Rennen voor je leven”).
Bert Wienen stelt terecht dat dit leed niet langer kan worden afgedaan als een individueel probleem, te behandelen als een persoonlijke ziekte. Nee. Onze kinderen worden dag in dag uit blootgesteld aan een open riool, waaruit de kwalijke prestatiedampen hun nog in ontwikkeling zijnde brein doet transformeren tot een klomp vleesgeworden angst.
Dit is geen probleem van een eenling. Dit is een maatschappelijke ramp.
Ik zie kinderen, als duizenden kanaries in een kolenmijn, piepen en krijsen. Naar adem happen. Stikken. En nog steeds wapperen we hen ‘frisse’ lucht toe:
- We denken door ze een dagje thuis te houden, het probleem wel overwaait. Wat het niet doet. Want hoe haal je het beste uit jezelf als je in je bed blijft liggen?
- Thuis leggen we ze uit dat een zeventje ook genoeg is. Wat het niet is. Hoe is een zeven immers je beste zelf? Eerder een persoonlijk failliet.
- We vertellen ze dat leren een verrijking is. Wat verarming blijkt. Want hoe te genieten als je de hele tijd voor je leven loopt te rennen?
En dus moeten we tot de conclusie komen dat we met onze goedbedoelde verzachtende acties en uitingen onze kinderen slechts dieper de mijn in hebben geleid. Dat we de duivel in hun hoofd kaviaar hebben gevoerd. Dat wij ze ziek maken.
Bert Wienen heeft een oplossing: school moet weer een vrijplaats worden. Geen verlengstuk van een economisch systeem, die al zo lang voorschrijft wat geleerd moet worden, als om aan de immer groeiende vraag naar kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk economisch kanonnenvoer te voldoen. Nee, het moet een plaats worden waar onze kinderen zich mogen verliezen in alles wat een mens mooi maakt. Waar honderdduizend mogelijkheden worden aangeboden waar je vrij mee mag spelen. Zonder tienen, zessen of énen. En waar de muur tussen de prestatie-economie en school is gemaakt van hoogwaardig gewapend beton. Waar docenten niet langer volière houders voor doodsbange kanaries zijn. Maar een anker, of een muur om je tegen af te zetten. Een voorbeeld van hoe het kan, of niet moet. Waar meesters weer gezellen hebben, die worden aangezet om dat te worden, waar vreugde, en daarmee schoonheid en liefde, de kern is. School moet niet langer een voorspel zijn voor de volwassen gekte, maar dit:
een speelplaats.
Opdat ze in de eerste achttien jaar van hun leven in staat worden gesteld een mentale gezondheid op te bouwen, die hen in ieder geval een kans geeft om de algehele gekte in de jaren daarna buiten de deur te kunnen houden. Dus bij deze een oproep aan alles wat ook maar enigszins invloed heeft, of meebeslist:
make this so.
Het aantal kinderen dat alleen al in mijn directe omgeving uit-, om-, of overal vanaf valt is met geen enkele rekenmethode nog langer te rechtvaardigen.
En in de tussentijd?
Ik heb ondertussen de verbinding hervonden tussen mijn eigen schooltijd en dat van mijn kinderen. En misschien ook een leuk ideetje voor u: vanaf morgen, bij elk ontbijt, pak ik mijn plastic bullhorn (ooit by de Flying Tiger gekocht voor een tientje), zet het volume op maximaal, en roep ik de volgende boodschap in hun nog niet uitontwikkelde brein en oren:
“Jij moet, Godnondeju, helemaal NIETS!”
Geweldig! Roeptoeter het alsjeblieft overal rond!