Ik ben boos en bang.
De twee emoties die gelijktijdig opdoemen als de relatie tussen mij en degene tegenover me niet in vrede is. Wat heerst is de uiterst dwingende behoefte gezien, gehoord, begrepen te worden. Waarbij niet de nauwe betekenis van ‘begrijpen’ wordt bedoeld (‘het kunnen volgen met je verstand’) maar de brede: “omvatten”. Ik vermoed dat dát werkwoord het scherpst de voldoening omschrijft die we voelen als we ons volledig in het collectief opgenomen weten.
Ik zie mijn coach voor me. Wat mijn behoefte was.
Ik die in verwarring en frustratie uitte dat ik gezien, gehoord, begrepen wilde worden. En hij, die me met alle aanwezige liefde aankeek en zei: “Hier zul je het maximum krijgen van wat er op deze aarde qua begrip kan worden gerealiseerd”.
Ik voelde me, op een schaal van één tot tien, tot een vijf omvat. En op basis van zijn uitspraak, blijkbaar het maximum in dit leven.
Zie hier: existentiële eenzaamheid.
Aan de ene kant het helse uitzicht dat een medemens eenieder maar tot zover kan begrijpen. En aan de andere kant het hemelse uitzicht dat een medemens de ander volledig wil begrijpen.
Waarom dat laatste?
Omdat ik vermoed dat we wíllen samenvallen, oplossen in het geheel. Opdat geluk permanent wordt, en woede en angst verdampen. Opdat er geen spanningsveld meer bestaat tussen de ‘ik’ en de ander.
Een tijd geleden sprak ik een hulpverlener. Ze zou ons helpen om onze oudste dochter zelfredzamer te maken. Ons mèske voelde zich regelmatig gevangen tussen de behoefte van haar omgeving en haar eigen behoefte, en als escape kon ze niet veel meer verzinnen dan uitstelgedrag. Ik zag haar lijden, en noch ik, noch mijn vriendin was voldoende geoutilleerd om haar daaruit te redden.
In dat gesprek sprak deze therapeut over het genezend vermogen van huilen, en gaf stellig, en zonder met haar ogen te knipperen aan dat huilen opluchtte en helend werkte.
Ik lachte, ietwat schamper.
Het gebeurt nog regelmatig dat ik onvoldoende assertief optreedt tegen boude uitspraken van professionals. Maar in passief agressieve vorm gaat het me gelukkig wel goed af.
Ze nam, heel oplettend, mijn onbeholpen uitnodiging tot communicatie aan en vroeg me naar mijn lachje. Ik zei zonder met mijn ogen te knipperen dat het uit ervaring heel goed mogelijk is je ogen uit je lijf te huilen tot er werkelijk geen korreltje zout water meer over is, zonder dat dat leidt tot ook maar één gram of seconde opluchting of ‘heling’.
Ze keek me aan en zei: “Zover reikt mijn ervaring niet. Het lijkt me uitermate naar.”
Hel.
Hemel.