Nooit meer roken. Kortademig. En bloedneuzerig.
“Over drie maanden kunnen we de schade aan uw hart pas goed bepalen.” Zeven pillen per dag. ’s Ochtends, ’s middags, ’s avonds. Waarvan net niet de helft voor de rest van m’n leven.
‘Roken veroorzaakt hartfalen.’ Grappig toch hè. Hoe de boodschap op zo’n pakje shag niet doorkomt. Niet op mij betrekking heeft. Totdat het op mij betrekking heeft. Het is wellicht het meest heldere voorbeeld van hoe kennis geen macht heeft over het domein van de ervaring: roken veroorzaakt vast hartfalen, maar niet die van mij. Totdat het daadwerkelijk mijn hart doet falen, broeders doet laten binnenstormen, een ziekenwagen met loeiende sirenes en een hartmassage in het ziekenhuis realiseert. Dan pas wel.
Zou het, in dat kader een idee zijn om hartfaalsimulatoren te maken? Als onderdeel van een ‘ik wil stoppen met roken’-campagne? Wat elektroden aan je lijf, die je vervolgens door de hele rit heentrekken. Van pijn op de borst, tot aan alle na-ellende, effect op naasten, enz.. Spannend toch?
Maar goed. Veel spannender vind ik de wachtkamer waar ik nu in zit. Het is geen wachtkamer die uitmondt in een medisch professional met een oordeel, nee…. . Het is de wachtkamer waar ik, maar natuurlijk ook u, mag verblijven als er iets ingrijpends is gebeurd, én de verhalende legosteentjes nog dusdanig vreemdvormig en -gekleurd zijn, dat een waarom, een begrip, niet kan worden gevormd. Er is nog geen lijn, geen reden, geen inbedding in een geruststellend verhaal. Er is alleen maar het gebeurde. Angstaanjagend of deprimerend tollend en draaiend voor het geestesoog.
Ik probeer het wel hoor.
Zo was ik al jaren bezig met het begrip dood. Maakte me zorgen over hoe me dat in de toekomst af zou gaan, wat een medisch eindoordeel aan paniek zou realiseren; in praktische zin leek me dan met name stikken behoorlijk naar. Maar ook geruststellende, en natuurlijk wijze woorden oefenend richting de kinderen, m’n liefde en vrienden, mezelf visualiserend op mijn sterfbed. En een afspeellijst getiteld “My Funeral” was al op Spotify in aanbouw. Goed bezig aldus.
Om dus vervolgens eind januari dit jaar ingehaald te worden door een ervaring waarin van het ene op het andere moment mijn bewustzijn als middels een schakelaar werd uitgeschakeld, en het toch niet veel had gescheeld of het inschakelen was niet meer gelukt. Hoe mijn angst voor de dood plots drastisch verminderde, het bleek immers zo plat en simpel: “Aan” of “Uit”. Hoe de dood plots dus veel minder interessant werd. Hoe ik dan net hartfalen moest oplopen, wat dwingt rustig om te gaan met de zuurstof, dus een soort van sensatie van stikken krijg ik de rest van m’n leven nu wel mee. Hoe het zo allemaal weer mooi in elkaar paste. Kortom, een goed verhaal.
Maar het beklijft niet. Wat vooralsnog wel beklijft, in deze wachtkamer, is de willekeurigheid van de gebeurtenis. Een gebrek aan gevoelde reden. Wat beklijft is de verpletterende macht van de onverschilligheid. Het is een ruimte waar een verhalenverteller absoluut niet wil verblijven, omdat hier al het drama, dat de mens genereert om het leven in een zekere mate van basale geruststelling door te komen, wordt tentoongesteld als een humaan product, een menselijke illusie. En waar er achter die illusie, niets is. In deze wachtkamer is het verhaal, het narratief, het enige zielskenmerk van de mens, 100% fake.
Hier ben ik eenzamer dan waar dan ook.
Heftig. Ik moet weer denken aan Lazarus. Het ‘vervolg’ op The man who fell to earth. Ik ken eenzaamheid, maar niet in deze extreme vorm. Althans, dat vermoeden heb ik.
Nou ja Bas!
Boem, pats. Dacht je dat je van nature al snel was…pfffft…
Ik schrik er van. Ik wens je toe dat het tussen aan en uit weer heel kleurrijk gaat worden.