22-12-2015 07:02
Stel. Je bent een bemanningslid van een schip. Je hebt een kaart in de hand waarin dé schat staat afgebeeld. Deze ligt ten westen van je huidige positie. Vervolgens roept de kapitein: “We gaan oostwaarts!”, met een dikke grijns op z’n smoel. Het behoeft weinig betoog om je voor te stellen dat dit zal leiden tot flink wat tumult, waarin de geestelijke gesteldheid van de kapitein een primair onderwerp van discussie is.
In short: het wéten van de eindbestemming leidt per definitie tot een relativering in het geloof in de kapitein. En daarmee tot lijden gegenereerd door ons eigen verstand, immers: ons eigen inzicht zegt westwaarts te gaan. Zeker niet oostwaarts. Wat een kluns.
Maar wat als wij als eenvoudig bemanningslid kaart noch doel hebben? Er is dan een reis, maar waarheen en waarvoor, geen idee. In dat geval hebben we de mogelijkheid om ons vertrouwen in de kapitein te maximaliseren tot 100%. Voor een volledige gemoedsrust blijft er feitelijk weinig anders mogelijk.
Zeker als betreffende kapitein ‘Kosmos’, ‘God’, of ‘Toeval’ is. Die figuren lijken nogal slecht bereikbaar te zijn voor een beetje beïnvloeding en/of communicatie.
Stel. Onze bestemming is een vorm van één-zijn, een samenvallen met het geheel, totale opname. Zou dat dan, gezien het voorafgaande, niet slechts kunnen als we ons verre houden van route en doel?
De paradox is dit: als wij de bestemming weten, is onze bestemming onbereikbaar geworden. Terwijl we aangekomen zijn, als we bedenken dat de reis aan ons is, en we concepten als doel en richting laten verwaaien in de wind.
Mooi hè?
Het nare van deze redenering is dat dat deel van ons brein dat in staat is te denken in ‘gisteren’ en ‘morgen’ en ‘doelen’ en ‘richting’ dan als een trieste afwijking moet worden beschouwd die ons van ons geluk afhoudt. Wat dan weer betekent dat de kapitein nogal heeft gefaald in ons design. Waardoor die stap naar 100% vertrouwen wel een hele domme stap lijkt te wezen.
Lastig, lastig, lastig.