Ik herinner me de intake bij mijn eerste psychiater. Ik was erg bang. Eenzaam. Geïsoleerd. De man zit met een vragenlijst op zijn schoot, en is mijn antwoorden aan het opschrijven. Ik voel geen enkele connectie. Wat ik aangeef. De man antwoordt, zonder op te kijken: “Dat is hier niet nodig”, en schrijft onverdroten verder.
Ik herinner me dat ik een jonge verpleegster, op een onbewaakt ogenblik, heel liefdevol “skatteke” noemde. Het was laat, en van pure vermoeidheid stond ze met een duim in haar mond te dutten op het balkon. Nee, ik verzin het niet. Ze schrikt op, en zegt gedecideerd dat ze niet wil dat ik haar zo noem. Ze heeft geleerd dat er cliënten zijn die op die manier bewust tweespalt zaaien in het behandelteam. Ik hoor het gefascineerd aan.
Ik herinner me de behoefte aan een knuffel. Gewoon, een lijf dat je omklemt, en je gerust stelt. Schier onmogelijk om die bij een professional te halen. De risico’s zijn te groot. Een cliënt zou wel eens een rechtszaak kunnen beginnen. Of zich hechten. Ik heb begrepen dat dat ook een beleidslijn is: het moet allemaal zo koud mogelijk blijven, anders willen de mensen niet meer weg. Dat kan natuurlijk niet.
De afgelopen week ben ik telefonisch overstroomd door allerlei mensen die nu, dik vier jaar na mijn eigen opnames, te maken hebben met de tweede of derdelijns GGZ. En allemaal komen ze met de verschrikkelijkste verhalen terug. En deze bevatten één gemeenschappelijke kern: no love there. En plots begrijp ik wat er aan de hand is.
Wat is een gezond leven? De meest heldere benadering heb ik gevonden in de posts van Jakob van Wielink over de transitiecirkel. Kort omschreven bestaat een gezond leven erin, deze cirkel telkens maar weer met frisse moed te doorlopen. Deze is opgebouwd uit de volgende, elkaar opvolgende elementen: ontmoeten, hechten, verbonden zijn, verlies, rouw, betekenisgeving en weer ontmoeten. Als u er even over doordenkt, zult u merken hoe zeer dit klopt. Of het nu gaat om een huisdier, een vriend, een geliefde, of uw kind. Of voor werkgerelateerde relaties: de collega’s of die fijne klant. Het gaat zelfs op voor objecten: het gezellige huis waar u hebt gewoond, de betrouwbare auto die u hebt gehad, het briljante boek dat u hebt gelezen.
De huidige gespecialiseerde GGZ heeft evenwel een heel ander adagium dan deze levenscirkel. De bedoeling is dat mensen worden genezen. Daar worden ze voor betaald. Voor iemand zorgen, da’s niet hun pakkie an. Anders gezegd: ‘u mag van ons verwachten dat wij ons best doen om uw ziekte te bestrijden, maar verwacht geen (mede-)leven. Verwacht niet zoiets als hechting, of intimiteit’.
Stelt u zich voor dat u zo’n instelling in loopt. Een organisatie die voor u, en voor velen met u, de laatste hoop symboliseert. Vlak voordat u de schuifdeuren doorgaat, ziet u, in frisse verantwoorde marketingkleuren, naast de ingang, de manshoge vlag en slogan van deze organisatie hangen:
“We cure. We don’t care.”
En dat doet me denken aan dé reden voor mijn eigen opnames, op basis van een lange jeugdgeschiedenis die samen te vatten is met de term ‘onveilige hechting’. Deze zorgde er feitelijk voor dat elke dreigende verbintenis pijn deed, en dat ik er dus alles aan deed om de overstap van ontmoeten naar hechten in de eerder genoemde cirkel te voorkomen. Ik probeerde, samengevat, aan het leven te ontsnappen. En dat is exact wat deze GGZ-instellingen ook doen: ‘Wij ontmoeten de client tegenover ons. Check. Wij gaan ons niet hechten, wij gaan ons niet verbinden. Anders moeten we verlies voelen, rouw ervaren, en op basis daarvan nadenken over de zin van ons bestaan, met alle gevolgen van dien. Samengevat: dan zouden we moeten lijden. I don’t think so.’
Zo’n instelling is gevuld met hulpverleners die zich senang voelen bij gebrek aan hechting, die bang zijn voor elke intimiteit, die zich graag verschuilen achter de term ‘professionele afstandelijkheid’, waarbij ze luid roepen hoe gezond en verantwoord dat wel niet is. Die, kort samengevat, na de stap “ontmoeten” niet verder durven. Deze professionals lijden. Ze zijn de liefde, het vertrouwen, het leven in feite kwijtgeraakt. Ze vertrouwen u, als cliënt, als familielid, als vriend van, voor geen meter. Ze zijn bang dat u ze, met uw natuurlijke behoefte tot het aangaan van een verbinding, pijn gaat doen.
Dus, wat te doen als u noodzakelijkerwijs met ze moet samenwerken? Hier is mijn advies, en ik ben dead serious: houd van de professional tegenover u, al was het uw eigen kind. Neem de rol op u van een tijdelijke, liefhebbende ouder. Let er scherp op dat, wat de professional tegenover u ook zegt, u dat met liefde bevestigt. Complimenteer hem of haar met het fijne inzicht, het briljante functioneren, hoe heerlijk geholpen u zich voelt. Doe er, kort samengevat, bij elk samenzijn alles aan om ervoor te zorgen dat hij of zij zich geliefd, geborgen, én vrij voelt. Want vergis u niet: de professional is al heel lang geteisterd door een langdurig gebrek aan liefde, aan zelfvertrouwen. Hij of zij wordt geterroriseerd door een gebrek aan gezonde opvoeding, en aan zelfreflectie. Hij of zij heeft geen beschikking over een secure base. En op basis daarvan vertoont deze de gedragskenmerken wat zoveel anderen ook laten zien als de pijn van verwaarlozing diep zit: hooghartig, onaantastbaar, alles willen beheersen en beschikkend over een ongegrond én hevig geloof in eigen overtuigingen.
Zoek deze gedragskenmerken in de DSM op, en u zult snel tot de volgende conclusie komen: de professional tegenover u is dood- en doodziek.
Maar er is hoop: uw aanhoudende en continue betrokkenheid, positieve ondersteuning, liefde kan elk ziek GGZ-kind tegenover u beter maken. En vraag in dat traject niet direct om resultaat. Houdt vol. Volhardt. Aan het einde van de tunnel, is er altijd licht. Zelfs voor de meest hopeloos in zichzelf gekeerde professional zal door uw eindeloze stroom aan liefde het moment aanbreken waarop inzicht in de eigen ziekte hem of haar de ogen zal doen openen.
En dat is, zoals we allemáál weten, het begin van herstel.
Nondeju, wat ben je weer scherp. En dat bedoel ik uiterst positief. Dit is wat vastgeroeste systemen, teams, werkwijzes in de GGZ nodig hebben. geen confrontatie om de confrontatie maar confrontatie omdat het pijn doet, zowel om jezelf als ‘professional’ diepgaand in te leven in de ander als dan vervolgens tot de conclusie te komen dat de scheidslijn tussen jezelf en de ander zoveel dunner is dan dat je tot dan toe vanuit jouw machtsbolwerk gedacht hebt.
Helemaal waar! De laatste 12 jaar was ik hulpverlener in een GGZ instelling, er waren weinig collega’s die een warme en liefdevolle relatie met een client aangaan. Ook niet met collega’s trouwens! Terwijl iedereen die een opleiding doet voor hulpverlener leert dat de relatie tussen client en hulpverlener het belangrijkste is van de hele behandeling! Zelf werd ik client en ik stopte met werken, client en hulpverlener tegelijk? Nee, niet voor mij. De vrijgevestigde psychiaters die ik bezocht zijn betrokken, open, lieve en warme dames. Beiden hebben eerst binnen de GGZ muren gewerkt en uit onvrede voor zichzelf begonnen. Waarom vraag je je af?
Helemaal mee eens. Wat een goed stuk. We hebben allemaal behoefte niet alleen aan woorden maar ook lijfelijk gerust gesteld te worden, te voelen dat het goed is dat je er bent, mag zijn. Daarom is moeder Amma ook zo populair, ze geeft aan duizenden mensen knuffels, ze staan er dagen voor in de rij ! Zelf ben ik al lang geleden gestopt met werken in de GGZ. Ik kwam zo veel onechtheid tegen, ik zag dat ik niet veel anders was dan de clienten daar, maar kon dat met niemand delen.