Net een blog gelezen waarin een oude man door een kassière werd omhelsd. Omdat hij voor de kassa in huilen uitbarstte op haar vraag hoe het met zijn vrouw ging. Negentig jaar. En sinds twee weken weduwnaar. Zo verdrietig. Zo alleen. Zo bang. De focus van de lezer wordt in het verhaal dwingend op de kassière gelegd, die als een heldhaftig voorvechtster van de humane aandacht de ongeduldige klanten achter de oude man moedig weerstaat. En wat een les in menselijkheid het voor die rij is. Goed hoor. Vijf minuten later bedient de kassière resoluut de volgende klant. Tja, life goes on. Dat ook.
Maar mijn gedachten blijven maar uitgaan naar die man die na haar heldendaad de supermarkt uit schuifelt. Op weg naar een koud en eenzaam niets. No attention there. En met enige treurnis kom ik tot de conclusie dat de bovengenoemde les, in wezen, niet is geleerd.
Wat als deze man bij de hand zou zijn genomen? Door een vakkenvuller in dit geval? Meelopen naar de auto. Rustgevend praatje onderweg. Zijn huis in. Helpen met het inpakken van wat noodzakelijke dingetjes. En dan naar een ander huis. Mét de boodschappen, wat maakt het uit. Een huis met een zacht bed, een haard, nieuwe vrienden, een kat en een hond. Een huis met een tafel voor een goed gesprek. Een huis met mensen die niet bang zijn om iemand lang vast te houden. Waar tijd stilstaat. Een huis waar de geborgenheid bij het openen van de voordeur je bij wijze van spreken al bedwelmend tegemoet komt. Een huis bewoond door mensen die, net als deze man, gedragen worden. Net zo lang totdat het verlies als geheelde breuklijnen zijn verweven in een nieuw leven. Totdat de o zo pijnlijke chaos is herschapen tot een nieuwe, persoonlijke levensorde. Omdat er op de vraag “wat doe ik hier nog?” een levensvatbaar en vreugdevol antwoord is gekomen. Van binnen uit. Waardoor hijzelf uiteindelijk zelf een nieuwe inwoner kan dragen. Een nieuwe inwoner die binnenkomt met een koffertje en een boodschappentas. Nog geen uurtje geleden even geknuffeld door een kassière. Wat als er zo’n huis zou zijn? Een soort thuis?
Wie kent u die, worstelend met existentiële angst, woede, of eenzaamheid, verdrinkend in een zee die is verstoken van enige levensvreugde, verlichting zou vinden in zo een huis? Waarbij u een kans ziet dat deze mens zichzelf daar opnieuw kan uitvinden? Een huis waar kan worden gerouwd zonder de verpletterende druk om ‘maar door te moeten gaan’? Waar er werkelijk ruimte en wijze aanspraak is? Waar de eigen tijd regeert, en niet de kloktijd? Opdat hij of zij zich eindelijk weer kan her-hechten aan wat het leven dan ook maar biedt? In plaats van deze tot aan de dood te moeten bestrijden bij gebrek aan mogelijkheden en ondersteuning om zichzelf opnieuw te ontdekken?
Ik kan er zo één, twee, drie, vier noemen. Zo. In de eerste minuut. Worstelend. Omdat ze negentig, vijfenvijftig, dertig, vijftien, en emotioneel alleen zijn. Worstelend met de koele, functionele, en op de minuut af afgemeten hulp. Worstelend met pillen die je vreugde kapotslaan ten behoeve van ‘een gestabiliseerd leven’. Worstelend met de eindeloze dagen die zo hol als leeggezogen mergbeen zijn. Wel of niet begeleid door goed opgeleide, en onmachtige professionals. Onmachtig door een gebrek aan tijd, middelen, levenservaring, of, niet onbelangrijk, wijsheid. Door met name het laatste wordt de marteling op basis van de mainstream fysiek nihilistische levensbeschouwing eindeloos, wat velen vroeg of laat doet snakken naar het einde. Links- of rechtsom, omdat ‘rouw’, ‘geborgenheid’, ’zingeving’, woorden zijn geworden waarvan we de wezenlijke betekenis en emotionele diepgang zijn vergeten. Verdwenen omdat ze eenvoudigweg niet te traceren zijn onder de microscoop van een paar richtingbepalende hulpverleners.
Zullen we nu gewoon stoppen met voorrang te blijven verlenen aan de chemisch biologische benadering? En het lef hebben om pijn en rouw en alles wat daarbij komt, weer als basale en wezenlijke onderdelen van het leven hun rechtmatige plek terug te geven? En daar iets mee te doen wat de menselijke ziel, sterfelijk of niet, weer recht doet? Maar dan niet in de vorm van dolhuyzen, maar van draaghuizen?
Voor als het leven ondragelijk is?
Wat een prachtig stuk!
” Hoe kan ik het verschil maken”, is de eerste vraag die bij mij opkomt. Een schakel worden in een nieuwe keten? Was gisteren in een woon-zorgcentrum om een plan te bespreken ter verlichting van uitzichtsloosheid. Had daar mijn twijfels bij. Toch maar aangaan dan, deze commitment? Iets nieuws durven neerzetten?