Februari 2014

De Notrilen heeft in dat afgelopen half jaar helemaal niets met me gedaan. Dus ik stel voor om er maar mee te stoppen. De psychiater tegenover me, heeft kort daarvoor uitgebreid en met veel professioneel inzicht gebaseerd op jarenlange ervaring (“ik heb gefunctioneerd door grote delen in den lande en heb ook gewerkt als adviseur voor die niet zo onderlegde collegae onder ons, ha ha ha”), uitgelegd dat het eerste ziekenhuis waar ik was opgenomen de medicatie helemaal verkeerd had toegepast.

Nu zwijgt hij. Haalt adem. En zegt:“Nee… dat is geen goed idee”. Mijn weerwoord, dat het spul niets met me uithaalt, wordt weerlegd met de uiterst zorgvuldig uitgekozen woorden:

Je weet niet of het werkt.”

Ik val even stil. En laat deze wonderlijke woorden op me inwerken. Als ik hierin geloof, zal ik het meest bereidwillige slachtoffer zijn van alle mogelijke chemie-verkopers die ik ooit nog in mijn leven zou tegenkomen; bij alles zou de ‘je-weet-niet-of-het-werkt’-argumentatie gif strooien in het bord van dat deel van me, dat vertrouwen had in een gezond en helder “Nee. Fuck it. Ik doe het niet”.

Ik zwijg op mijn beurt. En bouw het gebruik van het anti-depressivum in de twee weken die daarop volgen zonder overleg af. Toegegeven, het ging niet zonder zenuwen. Wat zou er kunnen gebeuren als mijn lijf zou afkicken? Het idee dat de afbouw gepaard zou gaan met een hernieuwde opname zorgde an sich al voor een wat onrustig inslapen. Eufemistisch gesproken. Maar ik zette door: “Nee. Fuck it. Ik doe het niet”.

De afbouw levert geen enkele terugval op, en ik meld die triomf aan de, aan de psychiater gelieerde psycholoog. Daarnaast blijf ik hameren op een therapie die me zal helpen, in plaats van de ietwat treurige cognitieve gedragstherapie die ik tot dan toe krijg voorgeschoteld.

In de keer daarop blijkt dat ik tot enemy of the state ben gebombardeerd. Kern van het verhaal is dat ik de medicatie niet slik, en dus een ‘niet meewerkende patient’ ben. De therapie die ik wens kan ik vergeten, en in mijn beleving scheelde het niet veel of ik was per direct uit de zorg van de GGZ geflikkerd.

Dankzij een gloedvol betoog waarin ik aangeef dat de ze me niet eens gezien hebben (de goedkeurders van de door mij gewenste therapie hebben een dossierstudie gedaan, en vooralsnog niet de moeite genomen om me te spreken), mag ik, bij de gratie Gods (en ja, deze God heeft een witte jas) toch een intake doen.

Ik was in de veronderstelling dat iedereen die werkt in een ziekenhuis blij zou zijn als je van je medicatie af was. Ik weet nu dat ik een ezel ben. Het eigenhandig afbouwen van je medicatie is een klap in het gezicht, een deuk in het bestaansrecht, een regelrechte belediging van alle betaalde betrokkenen.

Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.