Vroeger had ik geen lijf
Ik droomde weg bij het tabaksblik van mijn vader
Het lijf dat was beperkend
Vroeg onderhoud
Aandacht die ik wenste te negeren.
Ik dagdrenkelde over tropische eilanden
En andere draadmodellen die me wegvoerden
Van beslissingen die ik weggaf
Alles deed zeer, nou ja
Het lijf. Het maakte pijn
En plots ontdekte ik zijn eigen wil
Loeiende sirenes en een onbekend dier
Dat door gebroken borstbotten
Naar buiten wilde komen.
Wilde het zich bevrijden?
Nu loop ik door de velden en
Via ogen oren huid mond neus
Komt het leven droomloos binnen
En besef, hoe het geschonden kind, al die tijd
Alleen maar dode dingen dacht.