“Is het een kwestie van een gebrek aan zelfvertrouwen?”
Ik weet nog dat me die vraag gesteld werd tijdens de oploop naar een burn-out, alweer een decennium geleden. En ik weet nog dat ik in een soort van kortsluiting terecht kwam. Het hoofd zei van wel, maar mijn lijf kwam in een nare stuip terecht. En pas deze week viel het kwartje.
Wat is zelfvertrouwen? Als u er wat bronnen op naleest, dan is dit de algemene deler: “Een geloof in eigen kunnen en zijn.” Heeft u een hoog zelfvertrouwen? Dan heeft u aldus een positief geloof (lees: “ik word blij bij de gedachte aan mijn eigen aanwezigheid en de dingen die ik kan doen”), en dus veel zelfvertrouwen. Een laag zelfvertrouwen is omgekeerd evenredig: u wordt bang, gefrustreerd, boos bij de gedachte aan uw eigen aanwezigheid en gebrek aan kunnen.
Allright. En nu dit:
Kent u de leerstijlen van Kolb? In short: uw leervoorkeur kan liggen op beschouwen c.q. dromen, waarin u leert door observaties te doen, en daarover na te denken. Uw voorkeur kan liggen op de denkende leerstijl, waarin u leert door op basis van uw gedachten, concepten te formuleren. Er bestaat een beslissende leerstijl, door op basis van concepten te experimenteren. Tenslotte is er de doenende leerstijl, door op basis van experimenten series concrete ervaringen op te doen.
Als ik naar mezelf kijk, dan liggen mijn voorkeuren bij de beschouwende en denkende leerstijl. Als iemand me vraagt of ik kan dromen of conceptualiseren, dan kan ik zonder met mijn ogen te knipperen zeggen dat dat me goed afgaat. Zelfvertrouwen aldus. Ik kan dit, ben dit en word er blij van. Comfortzone alom.
Maar…. als iemand me nu vraagt of ik met mijn concepten kan experimenteren, met andere woorden, ideetjes in mijn kop toegepast in de wereld kan zetten, om eens te kijken of ze daadwerkelijk functioneren, dan gaan er alle fysieke alarmbellen af: buikpijn, lichte paniek, dat soort signalen; dromen en ideeën moeten beschermd blijven in hun mooie glanzende maar oh zo kwetsbare zeepbubbel. Ergo: ik kan dit niet, ben dit niet, en word bij de gedachte omtrent de confrontatie met de harde werkelijkheid al ongelukkig. Een gebrek aan zelfvertrouwen aldus.
Als ik een profiel bedenk dat het spiegelbeeld is van die van mij, dan zie ik een succesvolle middenstander: “Ik doe wat, ik zie wel, werkt het, dan aan de slag!” Eén en al comfortzone, één en al zelfvertrouwen. De vraag om uit het niets een boom te tekenen, of om op basis van het eigen begrip over een boom het concept ‘leven’ te definiëren levert dan meteen weerstand op. Weg zelfvertrouwen.
En vervolgens dit:
Heeft u zelfvertrouwen als het erom gaat dat u kunt plassen? De kans is enorm dat u “Ja.” zegt. Maar waarschijnlijk stelt u zich daarbij een wc voor, of wellicht een plekje in de vrije natuur. Als u zich een context voorstelt dat u dit doet op een druk bezet marktplein, waarin u wordt geacht u behoefte in een straatgootje te doen, for all to see, dan is die kans een heel stuk kleiner.
Dus eigenlijk dit:
Ik kan niet anders dan tot de voorlopige conclusie komen dat zelfvertrouwen zoals hierboven gedefinieerd een contextgevoelig begrip is. Op basis van een combinatie van aan de ene kant een specifieke activiteit, en aan de andere kant specifieke omstandigheden, zal het antwoord “Ja”, dan wel “Nee” zijn.
Maar dit dan?
Als ik me de geest van de vraag “Is het een kwestie van gebrek aan zelfvertrouwen?” herinner, dan gaat het weer niet om het bovenstaande. De geest van de vraag was in de kern als volgt: “is het een kwestie van een gebrek aan schijt hebben aan de mening van anderen en de mate van ongevoelig zijn voor de mogelijke conflicten die ontstaan op basis van die verontachtzaming?”
Dus dit:
In hoeverre kan ik mijn wil, wat het instrument is ten dienste van mijn eigen individuele behoeftes (fysiek en intellectueel), in weerwil van veronderstelde collectieve behoeftes, gebruiken om e.e.a. in de wereld te materialiseren? De hypersensitieve introverte kunstenaar, die zich slechts veilig voelt achter de muren van zijn eigen woning heeft dan weinig zelfvertrouwen. De brullende marktkoopman, die al tien keer failliet is gegaan, maar er elke keer weer staat, ondanks boze ex-klanten en -leveranciers, veel. Zelfvertrouwen gaat, zo beschouwd, om het geloof in de mate waarin de omgeving je kan beschadigen als je je wil uitvoert. Kan de wereld je makkelijk pijn doen? Een laag zelfvertrouwen. Komen pijnprikkels nauwelijks door? Een hoog zelfvertrouwen.
In een meer sociologische context dan ook nog dit:
Zelfvertrouwen is een nastrevenswaardig element in een liberale wereld, waar de eigen wil en verantwoordelijkheid het middelpunt is van dat wat aanbeden wordt. In een socialistische maatschappij al snel een wanklank.
Dus tenslotte is het dit:
Zelfvertrouwen is een uitermate flexibel begrip, wat zonder context bijna niets betekent. Dus bij deze beloof ik mezelf, als de volgende keer dat iemand vraagt : “is het een kwestie van gebrek aan zelfvertrouwen?”, het volgende: ik zal eisen dat deze zijn vraag zo expliciet maakt, dat de betekenis voor zowel de zender, als ondergetekende, glashelder is.
Jeetje! Dát klinkt als een behoorlijke stapel zelfvertrouwen! Alllllllright!
Maar goed… . Eisen, dat durf ik eigenlijk niet.
Hmm….. niet eisen, maar vragen dus. Vragen durf ik wel.
Oh damn…..
Dit dus.