De afgelopen maanden heb ik mijn geloof in iets anders dan mezelf actief gecultiveerd: God op dagbasis aangesproken, een beschermengel waar nodig geactiveerd (of gecreëerd? I don’t know), geanalyseerd hoeveel mensen een “je moet terug, je bent nog niet klaar”-boodschap hadden meegekregen tijdens een bijbehorende bijna dood ervaring (voor de geïnteresseerden: om en nabij de 25%) en links en rechts, ondanks mijn eigen gillende überich (“gij zult niet zoiets onzinnigs doen als geloven op straffe van sociale exclusie”), religie als gespreksonderwerp op tafel gelegd.
Waarom?
Is het omdat m’n cognitieve zoektocht naar een absolute waarheid me uiteindelijk een beeld van een eindeloze en spiegelgladde ijsvlakte heeft opgeleverd? Waar de waarheid alleen dan robuust is, als we weigeren nog langer te schaatsen en als gevolg daarvan, tot voorbij het bot verkleumen?
Is het omdat hooggelegen eigen normen en waarden worden verpletterd onder het gewicht van mijn eigen zelfbehoud? Ik heb geen plannen om naar de Mexicaanse grens af te reizen om daar een, van haar of zijn ouders geïsoleerd, getraumatiseerd kind te knuffelen, is het wel? Heeft u enig idee wat dat kost? En onze keukenijskast is twintig jaar oud, dus die moet eerst vervangen.
Is het omdat mijn intuïtie me geen houvast geeft? Hoe ik tot op het bot geraakt wordt door Damiaan Denys die de uitspraak van Máxima over haar zus roemt als “een blijk van grootmoedige erkenning van de menselijke onmacht om te genezen van ernstige psychiatrische aandoeningen”? Om vervolgens net zo diep geraakt te worden door een volstrekt tegengesteld narratief van Jacob van Wielink over de eerste woorden van een hulpvrager (“geloof je dat het nog goed komt?”) en zijn reactie: ‘en hoe weinig ik op dat moment ook van haar wist, uit de grond van mijn hart antwoordde ik: “ik weet zeker dat het goed met je komt. Welkom met alles wat er is.”’
Is religie niet gewoon realisme? Hoe juist het taboe op een religie ons dwingt om enkel nog te geloven in dat absolute ik? Een ‘ik’ die, na een rücksichtslose analyse à la Jed McKenna, niets meer is dan een wat duistere illusie? En hoe alleen een geloof in iets groters, waarvan we de bestaansreden onmogelijk kunnen vatten, ons redt van een inktzwarte put, gevuld met puur nihilisme en aldus onontkoombare logische waanzin?
En is dat realisme dan niet gewoon hedonisme? Omdat het gewicht van het in onze cultuur bejubelde concept ‘je bent verantwoordelijk voor je eigen (on)geluk’ zo zwaar kan worden, dat het afwentelen van die massa op een hogere macht met een naar menselijke maatstaven onbegrijpelijke agenda een wezenlijke hoeveelheid stressreductie teweeg brengt? En er zo tegelijkertijd een onweerlegbaar non-evidence based vertrouwen wordt gecreëerd?
De eerste associatie die ik krijg bij ‘religie’ zijn nog steeds de horrorverhalen van mijn moeder, die schetste hoe de dorpspastoor het geld van de overlijdensverzekering van haar vader bij haar moeder op kwam halen om datzelfde gezin met 11 kinderen brodeloos achter te laten, opdat de dorpskerk kon worden verrijkt met zilver en goud. Bij ‘realisme’ komt iets politieks bovendrijven wat ruikt naar het verkiezingspamflet van Mark Rutte uit 2017 waarin zonder verdere omhaal werd opgeroepen normaal te doen en als ik ‘hedonisme’ hoor, zie ik een treurig voorstation van een verlammend gebrek aan zingeving voor me. Maar wie weet. Misschien geldt voor de levenswiskunde wel een formule, waarbij het drie keer optellen van doffe ellende leidt tot iets moois. Dus bij deze:
Religie + Realisme + Hedonisme = Rhelinisme.
Opdat ik me dankzij mijn voorstellingsvermogen mag blijven wentelen in dat wat niet is, waar ik me dan goed bij voel, én leef bij de wetenschap dat dat de enige manier is om, Godbetert, tegen de heersende zielloze moraal in, normaal te kunnen leven.
En da’s dan weer goed voor een haleluja.