Wie ben ik?
Het kortste antwoord is: “ik ben het verhaal.” Er zijn talloze wetenschappers, variërend van biologen, antropologen, psychologen tot filosofen, maar ook Boeddhisten en mystici die allen dezelfde boodschap rond toeteren: het ‘ik’ is een aangeleerd narratief. Een abstractie, zoals ‘de overheid’ of ‘de economie’. Anders gezegd: het lichaam is de hardware. Het ‘ik’ de software. Herprogrammeer de hersenen, en een levend mensenlijf zonder zelfbewustzijn is een reële mogelijkheid. Misschien is ieders geboorte wel het helderste voorbeeld in deze: uw en mijn ‘ik’ zijn de optelsom van karakter én herinneringen. U en ik hebben geen herinneringen aan een fysieke geboorte. Ergo, er was toen nog geen ik. U en ik worden pas ruim na de geboorte van een lichaam door datzelfde lichaam én alléén door de aanwezigheid van anderen gecreëerd.
Goed. Het narratief, het verhaal dat u en anderen over uw zelf vertellen is dus de wezenlijke kern van ‘uw’ bestaan. Vanuit deze vaststelling leidt het mij geen twijfel dat de huidige tsunami aan angst en depressie voortkomt uit het vastlopen van dat verhaal. Door heftige gebeurtenissen is het alsof er in een half doorgewerkt levensboek plotseling “The End” in koeienletters afgedrukt staat.
Het depressieve bewustzijn bladert op basis van die schok dag in dag uit in wanhoop terug, en komt telkens tot de conclusie dat er een verhaal was, maar nu is afgelopen. Het angstige bewustzijn bladert vooruit, en ziet in afgrijzen de ene na de andere lege pagina verschijnen.
In beide gevallen is er vaak sprake van een verhaal met cruciale elementen (rollen, materie, medespelers) die plotseling zijn afgehecht: het verlies van (een) geliefde(n), het beëindigen van een carrière, een verhuizing uit een vertrouwde omgeving. Vervangingen voor het verlies zijn niet aanwezig, dus het is over en uit.
Wat moet dus de primaire taak zijn van een hulpverlener die iemand met bovenstaande problematiek door zijn of haar levensboek voor- en/of achteruit ziet bladeren?
Verzachting? In de vorm van pillen? Of sporten? Of, God beter het, dagbesteding? Ik kan niet anders concluderen dan dat een groot deel van de GGZ gericht is op een vredig einde voor, en dus van de hulpvrager. Want, u weet het nog, meer dan een verhaal zijn we niet. Alsof het voldoende is dat de computer nog draait, en de hulpvrager by assumed demand vrede heeft met het idee dat de eigen software, het eigen verhaal, met uitzondering van het “ik besta”-programmaatje, voor de rest van het fysieke leven chemisch of mentaal wordt onderdrukt. Wie zou zich willen vereenzelvigen met dit verhaal?
Niemand. He-le-maal niemand.
Er is voor de hulpverlener eigenlijk maar één wezenlijke taak: ondersteuning bieden aan de door- of herstart van het eigen narratief. Met de nadruk op ‘eigen’ by the way: niets is zo rampzalig als iemand die je gaat vertellen wat jouw verhaal is, of dient te zijn.
Nu is het niet zo dat er nu helemaal niets met het eigen boek wordt gedaan; het narratief is wel degelijk een bron voor analyse. Over wat er in het verleden allemaal mis is gegaan. Waardoor iemand nu niet meer kan functioneren. En narratief-loos mediteren een potentiële oplossing wordt. Maar is dit niet de helft van het verhaal? Waarom wordt er niet een enorme hoeveelheid tijd en geld gespendeerd aan een antwoord op de vraag hoe de GGZ bijdraagt aan het zeer krachtige idee dat “The End” in iemands boek niet het absolute einde van een rampzalige vertelling hoeft te zijn, maar zeer wel mogelijk een nieuw begin is van een heldenepos?
Wat zou een “The End” als wending in het verhaal aan mogelijkheden bieden? Biedt het aanknopingspunten? En zo niet, is dat dan ook geen feest? Ik bedoel, hoe vaak krijg je de kans om een heel nieuw leven te beginnen? En wat heb je dáár dan voor nodig?
Persoonlijk heb ik geen twijfel dat er heel wat rijke verhaalelementen verstoffen in onze hersen- en hartenkelders. Vergeten dingen die als onbetaalbare schatten moeten worden beschouwd: wie zijn mijn voorbeelden tot nog toe geweest? Wie wil ik nooit worden, en waarom? Wat zijn mijn kernwaarden? Wat waren de cruciale elementen tijdens de hoogtepunten in mijn leven tot nog toe? Wat heb ik verzuimd te doen in mijn dieptepunten? Wat kom ik in de wereld doen? Wie wil ik nú worden? Wat zou ik doen, als ik nog een jaar zou leven? Deze en vergelijkbare vragen vormen de stuwende fundamenten van ons verhaal, ze zijn de gezonde grond van ons zelfbewustzijn, ons eigen verhaal. Zij vormen de pluswaarde van ‘u’ en ‘ik’.
En dan nog dit. Is het, bezien in dit licht, niet voor de hand liggend om elke psychose te zien als een geslaagde poging van het bewustzijn om niet langer te sleuren aan een afgeschreven ik-verhaal, die in de collectieve wereld total loss is verklaard? Die in plaats daarvan een brave new world heeft gerealiseerd, waarin datzelfde ‘ik’ een glansrol krijgt? En dus, eenmaal teruggekeerd naar het collectieve bestaan, handenvol materiaal heeft gekregen die dienen als bouwstenen voor een nieuw bestaan, een veranderde ‘ik’? Bedoeld als een briljant vervolg op dat naargeestige “The End”?
Ik denk van wel.
Uw verhaal sluit naadloos aan op twee boeken:
Pure waanzin, van Wouter Kusters
en
Open dialogues and Anticipations, van J. Seikkula en T. Arnkil
Seikkula is iemand die tientallen jaren met veel succes psychotische mensen heeft geholpen door heel goed naar hen en hun familieleden te luisteren.
Ok, dat mijn narratief (het in mijn brein geconstrueerde verhaal/verslag/samenvatting over wie ‘ik’ ben) de wezenlijke kern van mijn bestaan vormt klinkt mij zeer aannemelijk.
En heel herkenbaar vind ik de – prachtig geformuleerde – beeldspraak dat het depressieve bewustzijn dag in dag uit in wanhoop terugbladerend concludeert dat het oude verhaal is vast- of afgelopen, en vooruitbladerend in afgrijzen de ene na de andere lege pagina ziet verschijnen.
Het manische cq psychotische bewustzijn kan er overigens ook wat van om je verhaal op hol te brengen. Een psychose levert handenvol materiaal op – maar vooral een waanzinnige hoop crazy bullshit.
Om je leven en je verhaallijn na zo’n ‘storing’ weer op te pakken is het zaak om het verhaal van de storing zelf adekwaat te (re)construeren. De kernvraag is of de oorzaak van de storing ligt in je verhaal (gebeurtenissen) of in je narrator (je ik-verteller), of in een combinatie van beide. Het probleem daarbij is dat de menselijke narrator eerder geneigd is om oorzaken te zoeken/verzinnen dan om toeval of botte pech te accepteren. Er bestaat dan ook een oeverloze zee aan verklaringen voor het ontstaan van stemmingsstoornissen, maar die neem ik met een flinke schep zout. Vooralsnog is er geen goede kennis/uitleg over hoe onze narrator en onze ‘stemmingmaker’ eigenlijk werken.
Ik zeg denk er over na maar blijf er niet in hangen.
Een hulpverlener kan ondersteuning bieden bij de door- of herstart van het eigen narratief. Zelf hecht ik overigens minstens zozeer aan zijn of haar goede diagnose/uitleg en medicatie (al is het maar symptoombestrijding) en ‘dagbesteding’ kan ook zeer welkom zijn 😉 Het resetten van de ik-narrator is mijns inziens vooral het leren ontzenuwen van de door het ‘verstoorde’ bewustzijn ingegeven dwaalsporen.
Gelukkig blijkt dat de narrator en de stemmingmaker ook een wonderbaarlijk zelfherstellend vermogen bezitten – al vergt het soms even wonderbaarlijke paardenmiddelen (ECT) om die weer in het gezonde spoor te krijgen…